4 november 2016

Ontstaan broedplaatsen Amsterdam

Het ontstaan van Culturele Broedplaatsen, de nieuwe Culturele Hotspots in Amsterdam

Als bestuurder van de legendarische Graansilo’s van Amsterdam, dé cultuurfabriek van het Werkgebouwengilde en als lid van de denktank Podium Werken aan ’t IJ werd ik in juni 1997 bij de Bestuursdienst van de Gemeente Amsterdam ontboden. Wethouder Ruimtelijke Ordening Duco Stadig (PvdA) en topambtenaar Ruimtelijke Ordening Infrastructuur en Beheer (ROIB) Maarten de Boer consulteerden mij inzake de stedelijke en economische mogelijkheden voor lege overheidsgebouwen, verlaten bedrijfscomplexen en ongebruikte industrieterreinen in de stad. Men vroeg zich af wat de reputatie en internationale positie van Amsterdam zou zijn als de stad een ‘creatieven stad’ zou gaan worden? Wat is dan de uitstraling en aantrekkingskracht? Komt daar überhaupt een financiële spin-off van?

De succesvolle woonwerkpanden en cultuurfabrieken die we al ontwikkeld hadden in Amsterdam waren aantrekkelijke creatieve hotspots geworden voor de omgeving en voor de hele stad. Ze hebben innovatief ruimtelijk impact en zijn belangrijke ontmoetingsplaatsen. Vanaf 1984 werk ik aan experimenteel design en vernieuwende woon- en werkvormen. In Nijmegen en Amsterdam ben ik bij diverse woonwerkpanden en cultuurfabrieken betrokken en bestuurder geweest. De Graansilo’s aan ’t IJ waren mijn 10e woonwerkpanden om naar een ‘culturele broedplaats’ te transformeren.

Voor de Toekomst Verkenningen Amsterdam (ROIB-TVA 1998/1999) vroeg Maarten de Boer mij expliciet een werkzaam model met visie te ontwikkelen om leegstaand onroerend goed te verbinden met creatieve mensen en culturele organisaties. Een ontwerp te maken om 600 nieuwe ateliers in de stad te gaan realiseren! Een begin te maken voor een project om in Amsterdam mee van start te kunnen gaan. Deze opdracht van de Gemeente maakte me heel blij en enthousiast. Eindelijk kon er een begin gemaakt worden voor een totaal nieuw en veel ruimer overheidsbeleid aangaande de huisvesting van creatieven in deze stad en in Nederland.

Het werd het TVA ‘Hub-cultuur model’, maart 1998, met richtlijnen en uitwerkingsvormen: Startende culturele ondernemers en kunstenaars betaalbare bedrijfsruimten, studio’s en ateliers aanbieden door leegstaande fabrieken, kantoren en niet gebruikte industrieterreinen te transformeren naar cultureel economische broedplaatsen. Woonwerkpanden, vrijplaatsen en cultuurfabrieken noemde ik bewust en consequent ‘culturele broedplaatsen’ of ‘broedplaatsen’ vanwege de broedfunctie die essentieel is in een creatief wordings- en scheppingsproces. Zo zijn ze blijven heten in de volksmond en bij de Gemeente Amsterdam. Een Raadsadres van mijn achterban aan de Gemeenteraad van Amsterdam, augustus 1998, ondersteunde mijn werk en onderstreepte nogmaals de roep om werkruimte! Na nog enkele projectbesprekingen met Maarten de Boer, Rosita Mertens (beiden ROIB) en Jurgen Hoogendoorn ( Stedelijke Woningdienst) kreeg mijn plan en model, na 1 jaar rijzen op het Stadhuis, navolging met de ambtelijke startnotitie: Beleidsontwikkeling ateliers en woonwerkpanden ‘Een complete stad swingt’, april 1999. Daarna werd, in juni 2000, het inmiddels historische Plan van aanpak Broedplaats ‘Geen cultuur zonder subcultuur’ door de Amsterdamse Gemeenteraad in meerderheid aangenomen, waardoor bestuurlijk formeel de creatievenhuisvesting met Culturele Broedplaatsen van start kon gaan.

Zie broedplaatskaart van Amsterdam

De Gemeente Amsterdam is in het najaar van 2000 met het Project Management Bureau ‘Project BroedplaatsAmsterdam’ gestart en heeft met haar managers en € 40 miljoen, honderden betaalbare (werk)ruimten voor creatieven gerealiseerd. In 2007 is een speciale afdeling, ‘Bureau Broedplaatsen’ opgezet en wordt het huisvestingsbeleid van de creatieven-industrie structureel uitgevoerd met een extra jaarlijks budget van € 2 miljoen. Op dit moment zijn er al meer dan 1500 officiële betaalbare ateliers, studio’s en andersoortige werkruimten op meer dan 65 locaties in en om de stad gerealiseerd en daar mogen we samen best trots op zijn.

Project ‘Culturele Broedplaatsen’ ben ik als voorbeeld voor de creatieven van Amsterdam gestart, als model om ook in andere steden toegepast te kunnen worden. Aan de Amstel was het een zware bevalling geweest want aanvankelijk, in 1997, zagen wethouder Stadig en zijn staf niets in mijn project ‘Broedplaatsen’. De argumentatie was; ‘niet belangrijk en te marginaal’. Maar overtuigd en vastberaden ben ik toch doorgegaan, breed blijven lobbyen en blijven publiceren over ons in internationale design- en architectuurmagazines. Op dat moment had Richard Florida nog niets gepubliceerd over de economie van de creatieven. Gelukkig begreep Economische Zaken van de Gemeente Amsterdam mij toen heel goed! Nu spreekt iedereen, overal en straks nog over ‘creative industry’ en hoe belangrijk creatieven voor een stad zijn! Voor inspiratie, harmonie en bedrijvigheid. Voor een gezonde structuur en ware beleving van een stad! Een ‘eigen’ plek is dan nodig om zich vrij te kunnen ontwikkelen, om ongebonden te kunnen scheppen. Achteraf bleek mijn inzet en doorzetten zeer waardevol. In o.a. Den Haag Utrecht Arnhem Zwolle Groningen Tilburg Eindhoven Maastricht en Nijmegen hebben ze ‘Culturele Broedplaatsen’ overgenomen en uit andere landen komen ze kijken.

English version of this page

Huub Bongers

https://www.ateliers.amsterdam.nl/