1 juli 2017

Kunsten, wetenschappen, handwerken en ambachten

Dezen voordragt zal u op nieuw overtuigen, dat de schrijver van hetzelve niets onbeproefd wil laten, om, zoo veel in mijn vermogen is, u alles aantereiken, wat slechts strekken kan, om u kennis van nuttige wetenschappen mede te deelen, nuttig voor uwe medemenschen, gelukkig voor u zelven, en tot vreugde voor uwe dierbaaren moogt zijn. Hetzelve strekke dan ook, om u bijzonder met kunsten en wetenschappen, alsmede met  vaderlandsche ambachten vertrouwd te maken, welker beoefening in het dagelijksch leven, u tot zeer veel nut kan vestrekken.

Den ambacht is bijzonder geschikt, om u niet alleen met vrucht tot waaren levenvreugd aan te roepen; maar ook om u den aard en de gesteldheid van hetzelve te leeren kennen, en u derhalve in hetzelve, eene gegronde kennis van het noodwendig zamen gaan in ons vaderland, te geven.

Het onderscheid tusschen de kunsten en wetenschappen bestaat voornamelijk hierin, dat de wetenschappen meer in eene vlug- en vaardigheid van den geest bestaan, daar de uitvoering der kunsten bij de vaardigheid van den geest, ook nog de vaardigheid der ledematen noodig heeft; -waarom men dan ook zulke lieden, die hunne bijzondere vaardigheid des verstands, met eene bijzondere bekwaamheid hunner ledematen in het voortbrengen van kunstige werkstukken vereenigen, Kunstenaars noemt, om hen daardoor te onderscheiden van de gewone handwerks- of ambachtslieden, die hunne verrigtingen meer door oefening en handigheid hunner leden, dan door zonderling verstand volbrengen-.

Zoo zijn de handwerken alleen zoodanige bezigheden der menschen, waardoor bijna alle ons bekende voortbrengselen der natuur, door middel van de daartoe benoodigde werktuigen, door de hand des werkmans, uit hunne voormalige ruwheid, in eene andere en tot het bedoelde gebruik beter en geschikter gedaante veranderd worden. Aangezien nu de handen doorgaans het meeste daarbij doen, zoo worden deze verrigtingen daarom dan ook handwerken, en zij, die dezelve uitoefenen, meestal handwerkers of handwerkslieden genoemd; doch zulke handwerken, waartoe gewoonlijk eenige leerjaren vereischt worden, om dezelve aan te leeren, noemt men ambachten, in onderscheiding van andere, waartoe slechts eene behoorlijke aanwijzing met de benoodigde ligchaamskrachten vereischt worden.

Wanneer gij niet gewoon zijt, om over hetgene gij dagelijks ziet en hoort veel na te denken, zult gij verbaasd zijn, over de bijna onbegrijpelijke menigte van vaderlandsche handwerken, ambachten en kunsten, die genoemd kunnen worden. -Nogtans vlei ik mij, dat het genoegzaam zal zijn, om u, bij dezen, te doen opmerken, hoe veel tot des menschen leven en hoe veel tot de voldoening zijner behoeften steeds nodig is-, hoe menigvuldige voortbrengsels der natuur op deze wijze voor ons dienstbaar gemaakt kunnen worden, die wij anders zouden moeten ontberen; -en hoe het door vrijen oorzakelijkheid zoodanig geschikt is, dat altoos de eene kunstenaar of handwerker den anderen in de hand werkt; hoe geen van allen de een den anderen missen kan; en hoe alles, als zoo vele schakels ééner keten, aan elkander hangt, en te zamen een geheel uitmaakt-.

Zoo dan, lieve menschen! laten uwe bekwaamheden, met de vereischten van een braaf hart en eene edele ziel gepaard gaan, laat al uw roem van verhevene vernuften, in welk vak het ook wezen moge, altijd bewijs van weldadigheid, grootheid van ziel en warme deugd opleveren, dewijl de wetenschappen onder de menschen nergens toe dienen, dan om ons op te leiden tot de verhevene kennis onzer pligten. -Zonder deze laatste, zijn alle kunsten en wetenschappen van weinig beteekenis; dewijl zij doorgaans in de ziel niet anders dan eigenwaan verwekken-.

U dus op te leiden tot verkrijging van verstand en levenswijsheid, en u te vormen tot bekwame kunstenaars en handwerkers is aanprijzenswaardig; maar het is voortreffelijk, u vooral aan te kweeken tot zedigheid, onbaatzuchtigheid, opregtheid en ware wijsheid, om daardoor in de Maatschappij allen lof en aanprijzen waardig te zijn. -Zoo zij mijn hartelijke wensch, den ambachten al bevorderen, als best overeenkomt met uwen aard en uwe begeerte, voor de maatschappij nuttige en voor u zelven gelukkige menschen-. Bepaalt u nu niet slechts tot toehoorder dezer verzoek; maar herleest en overdenkt inzonderheid derzelve uitleggingen.

Zalt-bommel 1830

Johannes Noman

Figaro-Pasquale 2009

Huub Bongers